Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Opkomst en ondergang van Stroop.
De Queeste speelt Stroop
12 Juli 2006

Borgloon, een stadje in Haspengouw, in de driehoek Hasselt - Tongeren - Sint-Truiden, het centrum van de fruitstreek. In verre historie een belangrijke plek voor de graven van Loon, nu nog bekend door de fruitveiling en het landelijk karakter. Tot een paar decennia geleden bloeide er ook een stroopproductie. Maar die nijverheid is weggevallen. Wat vervallen fabriekslokalen herinneren aan de stroopstokerij Wijnants-Groenendaels. In zo’n ruimte speelt Theatermakersgroep De Queeste een stukje geschiedenis van dat familiebedrijf. Over de vrouwelijke leiding, over de inzet van arbeiders die er gewerkt hebben, en ook over gewoon ouder worden.

De Queeste heeft in haar jonge verleden al een paar locatieprojecten gemaakt vanuit het Limburgs erfgoed. Ze kiest “er bewust voor om theater te maken vanuit de bronsgroene velden”. En daarin levert de groep knap werk. Kamp Waterschei bewees dat al. Een stuk dat ging over de lotgevallen van Duitse krijgsgevangenen die vlak na de oorlog werden ingezet als mijnwerkers. Of Bis Kolderbos, een stuk over de Genkse wijk Kolderbos met veel allochtonen. Steeds werden de stukken op locatie gespeeld: Kamp Waterschei was in een oud mijngebouw van Waterschei te zien, en bij Bis Kolderbos zat het publiek buiten op een tribune en keek naar wat er zich voor en in de appartementen van een flatgebouw afspeelde. De stof voor de stukken werd gehaald uit interviews met direct betrokkenen, en van daaruit werd een concreet (liefdes)verhaal gedestilleerd. Voor Stroop werd eenzelfde procédé gebruikt. Samen met het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed en met het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, werd de recente geschiedenis van Borgloon onderzocht en, werden gerichte diepte-interviews afgenomen van werkgevers en werknemers. Daarna trokken de theatermakers zich terug om een speelbare tekst te schrijven, en was het vijf weken repeteren op de locatieplaats. Moeilijkheid bij dit project was dat de stroopgeschiedenis zo recent is. De betrokkenen of in ieder geval de directe nazaten van hen, leven nog, en dat maakt een productie delicaat en kwetsbaar. Actrice Helena Van den Berge staart uit het raam en begint als personage haar verhaal. Ze blijkt de eigenares te zijn van de stroopfabriek. Ze vertelt hoe ze haar man, de eigenaar van de stroopstokerij, heeft leren kennen, hoe ze vol bewondering in de fabriek ging kijken naar de gespierde lichamen van de werkmannen, hoe ze de oorlog doorkwam, hoe haar man overleed, en hoe zij dan de leiding overnam en bazin werd. Het begin komt moeizaam op gang, en pas als haar verhaal doorkruist wordt met tussenkomsten van twee andere personages, wordt het geloofwaardig en krijgt het wat minder pathetiek. Joris Van den Brande en Nele Van Rompaey zetten twee volkse types heel raak neer. Ze weten met hun clichés, hun kwinkslagen, hun herhalingen, hun houding en hun manier van praten mooi te balanceren tussen karikatuur, typetje en individueel karakter.

De ondergang van het stroopfamiliebedrijf komt door de opkomst van choco en Kellogg’s. Resten nog 788 strooppotjes. Voor de kleinkinderen. De spoelbak voor het fruit wordt een jacuzzibak, waarin het weliswaar goed vertoeven is om herinneringen op te halen, maar waarin de confrontatie met oud worden soms pijnlijk kan steken.

Stroop is een productie geworden over de familie Wijnants, over Borgloon, over opkomst en ondergang van een bedrijf, over werken, geld verdienen, over gewoon leven, en oud worden. De Queeste heeft weer een stukje erfgoed gedramatiseerd en getheatraliseerd. Het is verheugend dat De Queeste zich echt wil blijven toeleggen op dit soort projecten.


Nog tot en met 15 juli in Borgloon, in het kader van Artuatuca-Festival van Vlaanderen. Info www.dequeeste.be of www.artuatuca.be

Dit artikel werd reeds 85 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens