Altijd ’t Zelfde Tristero-vertaling van Un air de famille (1994) van Jean-Pierre Bacri en Agnès Jaoui | 1 Juli 2006 |
Zou ik snel binnenstappen in café ‘The Bridge’? Ik denk het niet. Zonder seksistisch te willen klinken: het ziet er een beetje een ‘mannencafé’ uit. Ik bedoel hiermee dat functionaliteit primeert op gezelligheid: ‘no nonsense’, hier moet het bier gewoon goed getapt worden. Geen wonder dat de veelhoekige houten toog centraal in het café prijkt, dat het interieur donker en doorrookt is, dat er stoffige schilderijtjes (‘Venetië’) aan de muren hangen. In mijn verbeelding zitten hier op een doordeweekse dag zwijgende mannen aan de toog, frons tussen de wenkbrauwen, sigaret tussen de lippen.
Maar het is geen doordeweekse dag, en op deze zwoele zondagavond is ‘The Bridge’ gevuld met een overwegend jong theaterpubliek, dat het - dicht opeengepakt op de geïmproviseerde stellingen - flink benauwd krijgt. De uitnodigende tapkranen doen verlangen naar een fris pintje, maar daarvoor moeten we nog anderhalf uur wachten. Gelukkig lest het sprankelende schouwspel waarvan ik getuige ben alvast de theaterdorst.
‘Getuige’, en dat bedoel ik letterlijk, want de manier waarop Tristero Altijd ’t Zelfde speelt voelt niet aan als theater. Ondanks mijn benarde positie op de bankjes heb ik die avond immers het gevoel stamgast te zijn in café ‘The Bridge’, gegeneerde toeschouwer van een stukje leven dat zich voor mijn ogen ontrolt. Je weet wel, zo’n situatie waarin je je oren zou willen sluiten en het liefst ergens anders heenkijkt, terwijl de huiselijke scène waarvan je ongewild getuige bent zich aan je opdringt.
Zoals elke vrijdag druppelen in ‘The Bridge’ de verschillende leden van de familie Ménard binnen, voor de wekelijkse portie familiegezelligheid. En vanavond wordt het extra leuk, want het is de verjaardag van Yolande (‘Yoyo’), de echtgenote van jongste zoon Filip. In de ogen van de goegemeente (lees: de moeder) en ook in zijn eigen ogen is Filip geslaagd in het leven, wat hem ertoe brengt om de schaapachtige Yolande met zich mee te zeulen als een willoos accessoire. Minder geslaagd vindt moeder het leven van oudste zoon Henri, (‘Riri’), de nogal bekrompen uitbater van The Bridge en ‘mislukkeling’ van de familie. De frustratie over zijn gebrek aan status werkt Henri uit op de rug van de slome barman Denie, die het leven zelve stoïcijns lijkt te ondergaan. Dan is er nog dochter Betty, de rebel van de familie, die het zo wel gehad heeft met de kleinburgerlijkheid van haar familie, en als klap op de vuurpijl verschijnt de onuitstaanbare mater familias: dominant, egocentrisch en bekrompen. Of neen, er is nog Caruso, de verlamde hond des huizes die als een schotelvod achter de toog ligt. Die welbepaalde vrijdagavond zorgt het (vergeefse) wachten op Henri’s vrouw ervoor dat de familieleden ongewoon veel tijd in elkaars gezelschap doorbrengen. Oude frustraties en gespannen verstandhoudingen komen gaandeweg boven. ’t Zal je familie maar zijn!
Het begin van de avond verloopt nochtans zoals gewoonlijk: de begroetingen op automatische piloot, de verveling die toeslaat nog vóór men elkaar heeft begroet. De moeder blijkt kampioen in tactloosheid, vooral Henri moet het ontgelden onder telkens dezelfde verwijten – ‘Ge zijt just uw vader, en dat is geen goed teken’. De huwelijksproblemen waaronder Henri lijdt zijn voor haar dan ook minder belangrijk dan het verschijnen van Filip op de regionale zender. De wreedheid – of is het domheid? - van haar personage ontluistert meer dan welk karakter ook het ideaal van ‘The Happy Family’. Enkel Betty – het meest waarachtige personage van allemaal – verzet zich manifest tegen haar hypocrisie. Naarmate de tijd verstrijkt wordt de sfeer binnen de family grimmiger en grimmiger, en verdwijnt het flinterdunne laagje beschaving, begrip en voorkomendheid bij alle gezinsleden. De lamme aanwezigheid van Caruso maakt de escalatie nog absurder – aan de hond wordt meer liefde en aandacht besteed dan aan elkaar.
Natuurlijk worden een aantal stereotiepen uitgespeeld – de barman als eeuwige pineut, Yolande als hersenloze kip, Filip als egocentrische bastard – maar gelukkig evolueren deze wandelende clichés gaandeweg naar figuren met meer dan één dimensie – een verdienste van de intelligente tekst. Zo legt Denie op een gegeven moment zijn passieve toeschouwersrol af, begint Yoyo gaandeweg tekenen te vertonen van een eigen persoonlijkheid en beseft Henri dat hij misschien wel houdt van zijn vrouw en haar met meer respect moet behandelen. Zelfs de moeder blijkt op het einde over een hart te beschikken – al is het dan maar een kleintje.
Elk lid van Tristero acteert met zoveel zwier dat het een plezier is om naar te kijken, en de indrukwekkende naturel van hun spel maakt de illusie van deze tranche de vie compleet. Verlaten we het café dan onder snikken en grimlachjes? Neen! Zonder te breken met de voorgaande evolutie van het stuk overwint op het einde toch de menselijkheid, en wel op zo’n eenvoudig ontroerende manier dat het elk wrang gevoel verzacht. Zou alles dan toch nog goed komen? Zou liefde dan toch bestaan?
|
| Dit artikel werd reeds 111 keer gelezen. | auteur(s):Evelyne Coussens |
|