Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Deel twee over Gomaar: de woelige jaren mooi suggestief verbeeld.
Ultima Thule speelt Wiedatterieris
15 Maart 2006

Verleden jaar bracht Ultima Thule Stekezotvanu, het eerste deel van de Gomaartrilogie. Nu is er deel twee met de titel Wiedatterieris, een titel die duidelijk de verwantschap toont Volgend jaar zal deel drie af zijn. Zoals het eerste deel bijzonder was door het verhaal en door de bijzondere symbiose tussen vertellen en spelen met poppen, zo zijn ook nu in deel twee de poppen karakteristieke personages in de wervelende vertelling en de suggestieve scenografie.

Ultima Thule is een van de weinige Vlaamse figurentheaters die duidelijk kiezen om ook voor volwassenen te spelen. Naast een hele reeks rond de zintuigen voor kleuters (Voel, Ruik, Zien, …) maken zij ook producties voor (jong)volwassenen. Negentienhonderd, een stuk uit 2003 en gebaseerd op een verhaal van Barrico over jazz, kreeg een 1000-Wattnomiantie en kende sindsdien een succesvolle internationale tournee door Schotland, Oostenrijk, Amerika, Duitsland. Het was in die context verbazend, nee, meer zelfs: wraakroepend, dat minister Anciaux het advies van de theatercommissie voor structurele subsidie niet volgde. Hij gaf Ultima Thule slechts heel weinig, net om te overleven, en ook maar voor twee jaar.
Maar goed, Ultima Thule zet klein maar dapper door, zal dit jaar een productie minder maken, en wil kwaliteit blijven brengen. Artistiek integere kwaliteit, en daar lukt het gezelschapje in. Wiedatterieris is een parel van hoe verteltheater en poppenspel samen met muziek artistiek in elkaar kunnen vloeien.

Je hoeft deel 1 Stekezotvanu (zie bespreking archief) niet echt gezien te hebben om wiedatterieris te kunnen volgen. In de loop van het verhaal krijg je genoeg informatie om te weten wat de afkomst van het hoofdpersonage Gomaar is. Deel 1 was een boerendrama: het speelde zich af op het platteland, in een achtergebleven gemeenschap, ver van de moderne maatschappij in ontwikkeling. Een intrigerend en expressief boerendrama zonder een zweem van naturalisme. Wel met een vitalistische uitstraling.

Nu speelt het verhaal zich af in de stad, beleefd en gezien door een jongvolwassene, voor wie dat allemaal nieuw is. Het begint in 1974: kermis, veel lawaai en vertier, het hoofdpersonage vertelt dat hij aan het water staat, naar beneden kijkt, zichzelf ziet, zwarte schaduwen, gezichtslijnen. Dan volgt een grote flashback naar 1971. Op het einde wordt de verhaalcirkel rondgemaakt. Nadat Gomaar ontdekt heeft dat eigenlijk de knecht op de boerderij zijn vader is, en zijn vader dus zijn stiefvader, besluit hij als zestienjarige het platteland te ontvluchten en naar de stad te gaan. Het is 1971. Dé stad met zijn stakingen, betogingen, studentenprotesten, de naweeën van de hippiebeweging en van mei ’68. Hij ontmoet daar verschillende mensen: studenten, klaplopers, hypocrieten, en een kunstenaar, wordt verliefd, wordt voor de gek gehouden, maakt kennis met alcohol, en ook met zichzelf. In de literatuur zou je spreken van een Bildungsroman, een verhaal over hoe een jongen gevormd wordt en tot volwassenheid opgroeit.
De taal zwelt in het verhaal, en is erg plastisch. Het spel, en zeker de scenografie vormen een mooi tegengewicht, waardoor het geheel een uitgebalanceerd en evenwichtig theater is geworden. Els Trio en Sven Ronsijn vertellen het verhaal, de omstandigheden waarin het gebeurt, schetsen de sfeer, de gevoeligheden, geven de nodige uitleg over het verleden, leveren commentaar. Ze bewegen tussen en op de betonnen stenen, ze drinken en spuwen water. Die waterflessen en betonnen stenen klappen als dominostenen in een rij om, zoals in het verhaal de ene ontmoeting het andere voorval veroorzaakt. Zo woordenvol de tekst is, zo suggestief en sober is het beeld. Heel soepel en naturel gaan de vertellers over in personages als ze een pop vastnemen. Die poppen (van de hand van de scenograaf Filip Peeters) zijn bijzonder raak gesneden. Echte karakterpoppen zijn het, met een paar trekken en inkepingen, en de belichting laat ze als het ware van gelaatsuitdrukking veranderen. Wiedatterieris is, zoals de titel al laat vermoeden, een krachtige voorstelling. In de taal, in het spel, de enscenering, de poppen.

Het is een mooie symbiose tussen poppen en vertellen, met als katalysator de muzikale fragmenten en de zelf gecomponeerde roadmoviesong Qui voila, qui voici. Want Wim De Wulf is naast artistiek leider van Ultima Thule en naast auteur en regisseur van dit stuk ook zanger en muzikant en componist van potige songs “die balanceren tussen chanson en rock, met hier en daar een folkverwijzing, of een verloren gelopen jazz-accent” zoals hij zelf zijn compositiewerk omschrijft. De muziekfragmenten en het chanson (op singel als programmaboekje) maken de productie volledig.


Tot eind mei in Vlaanderen. Volgend seizoen volgt deel drie.

Info: www.ultima-thule.be

Dit artikel werd reeds 183 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens