Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Brood, kunst, theater. 1 Mei 2002

De vraag was: “Ziet u nog brood in kunst?” Ze werd gesteld op de drempel van de 21ste eeuw door iemand die op de drempel van het leven stond: een eindejaarsstudente die een antwoord nodig had voor haar thesis. Een niet zo eenvoudige vraag voor een theaterrecensent en het antwoord er op geeft aanleiding tot uitweidingen (maar laten we er gemakshalve van uit gaan dat we ook theater bedoelen als we het over kunst hebben), mijmeringen zo men wil en af en toe wishful thinking.

Brood en kunst. Wat hebben ze met elkaar te maken, als we er van uitgaan dat een mens niet leeft van brood alleen?

Brood staat onder meer symbool voor alles wat met de primaire behoeften van het mens-zijn te maken heeft: de behoefte aan voedsel, kleding, onderdak (nestwarmte), communicatie, het beleven van de seksualiteit en het in stand houden van de menselijke soort. Mensen hebben elkaar nodig en daar hebben diegenen die kunst maken het ook voortdurend over. Van zodra twee mensen samenzijn ontstaat de spanning die het cement levert voor elk kunstgebeuren. Zet er een publiek voor en het drama en/of de komedie kunnen beginnen.

Dank zij een aantal geestelijke vermogens zijn we in staat de lichamelijke verlangens te cultiveren en ze op een hoger plan te tillen. Weldra zien we dan ook in, dat we als mens voorbestemd zijn dit cultiveringsproces steeds maar te blijven ontwikkelen, ongeacht de individuële verschillen. Evenzeer ervaren we dat er grenzen zijn aan de groei, ook aan de verstandelijke, en dat niet alleen de ons omringende natuur, maar evenzeer de eigen menselijke natuur voortdurend in conflict komt met de zich almaar verder ontwikkelende cultuur. De essentiële betekenis van kunst daarin is dubbel: enerzijds is kunst een kritische reflex, anderzijds een pijnstiller, een middeltje om de absurd evoluerende dualiteit tussen natuur en cultuur menselijker en aanvaardbaarder te maken en de diverse dagelijkse onontkoombare realiteiten te helpen overleven.

Kunst als vluchtheuvel en als mogelijkheid tot het verschaffen van enig inzicht in een vaak complexe en bij momenten uitzichtloze bestaanssituatie. Hoe gevoeliger de kunstenaar, die tenslotte ook maar een mens is, voor het menselijk tekort van elke dag, hoe interessanter zijn kunst zal zijn voor de medemens, op voorwaarde dat deze er zich voor openstelt. Het is dan ook van primordiaal belang dat elk individu ten minste de kans geboden wordt met kunst in aanraking te komen, en dank zij de ontwikkelingen van diverse media, zou dat nu niet moeilijk meer hoeven te zijn. Maar wat constateren we? De verbluffende ontwikkeling van de communicatietechnieken heeft niet een even verbluffende communicatie met de kunstenaar te weeg gebracht. De spraakverwarring over wat kunstenaars kunnen en willen maakt de kloof tussen kunst en publiek en tussen kunstenaar en overheid steeds groter. Daarenboven is een proces van commercialisering op gang getrokken en is men de wetten van de economie gaan toepassen op het kunstgebeuren. Wat niet opbrengt moet dan maar niet meer gebeuren, blijkt de mening vooral van diegenen die er zouden moeten voor zorgen dat er voldoende middelen zijn om het kunstgebeuren, zoniet voor allen, dan toch voor zeer velen toegankelijk te maken. Hiermee komen we terecht bij diegenen die graag uitpakken met kijk- of luistercijfers. Wat veel volk trekt is goed en dient gesteund, wat weinig volk trekt is niet langer meer nodig. Deze niet alleen zeer simpele, maar vooral zeer gevaarlijke redenering zorgt er voor dat de media dan ook steeds minder kwaliteitsnormen aan de dag leggen om kunst te promoten of te bespreken. Het wordt zelfs steeds moeilijker voor een criticus of een recensent om in een krant of weekblad voldoende plaats te krijgen om een kunstwerk (dat kan een literair boek, een poëziebundel, een toneelstuk, een plastisch kunstwerk, een film, een muziekuitvoering -klassiek of modern- zijn) dat een zekere moeilijkheidsgraad bevat of van een (nog) niet populaire kunstenaar komt, voldoende grondig te bespreken om aldus een potentieel publiek kritisch te informeren. Programma’s over kunst (die langer duren dan een newsflash) zijn zeer uitzonderlijk op de (Vlaamse, Waalse, Nederlandse, etc.) televisie en worden steeds maar korter op de radio.

Het is bekend dat een plastisch kunstenaar die niet de commerciële toer opgaat (en dus niet past in het kader van bepaalde galeries), het zeer moeilijk heeft om de nodige euro’s bij elkaar te krijgen en het is haast totaal onmogelijk geworden voor een schrijver van zijn pen te leven. Het is helemaal niet mogelijk voor een criticus om als zodanig enig beleg op zijn brood te zien. De kunstenaar (en dat geldt onder meer ook voor zijn bevoorrechte toeschouwer, de criticus) wordt eigenlijk gedwongen zijn kunst te beoefenen als een bijverdienste. Een opdracht in het onderwijs is dan ook voor vele artiesten een “redding”, zoals voor menig toneelacteur en -actrice gelijk welke rol in een televisiefilm of -soap dat ook is.

De overheid en de verantwoordelijken van de onderwijsnetten slagen er maar niet in het dagonderwijs zodanig uit te bouwen dat reeds van in de kleuterklas op een ge-integreerde manier aan kunstzinnige vorming wordt gedaan. Integreren betekent dat men als gezagvoerder bekwaam en bereid is keuzes te maken om bij de leerlingen van jongsaf aan een kritische geest te ontwikkelen. Kunstenaars hebben van eeuwen ver de reputatie voorlopers te zijn, baanbrekers die zeer goed de tijdgeest aanvoelen en daar een uitdrukking kunnen aangeven. Ze scheppen een eigen realiteit waardoor de alledaagse realiteit inzichtelijker en vooral draaglijker wordt omdat het kunstwerk (hoe bescheiden soms ook) appeleert aan emoties en aan intuïties die vaak heel vroeg door een materialistisch ingestelde maatschappij verdrongen worden. Kunst waar je iets aan hebt is kunst die beroep doet op een belangloze bereidheid te kijken en te luisteren. Zonder vooroordelen en zonder dwang van wie of wat dan ook zich overgeven aan een boek of gedicht, aan muziek, aan spelers op een scène, aan een beeld, een tableau, een architectuur. Bereid zijn mee te gaan met de kunstenaar, maar ook bereid zijn onmiddellijk af te haken als je ondervindt dat de andere partij het spel toch niet zo eerlijk en kwetsbaar speelt als je aanvankelijk had aangevoeld. Het komt er op aan tegenover gelijk welke vorm van kunst (en popmuziek of een stripverhaal bijvoorbeeld kunnen daar ook bijhoren) een kritische zin te ontwikkelen, een zesde zintuig om eventuele kitsch of manipulaties te ontdekken. Een dergelijke attitude is in aanleg bij elk individu aanwezig, maar ze dient ontwikkeld en gestimuleerd te worden, van jongsaf aan, niet alleen via het onderwijs (in al zijn geledingen) en het gemeenschapsleven, maar ook door al wie verantwoordelijkheid draagt en liefst met medewerking van de ouders.

Aangezien kunst het ontwikkelen van een kritische geest een handje toesteekt, zal kunst in de ogen van sommigen wel een gevaarlijk iets zijn. Kunst die via symbolen en beeldspraak dingen onthult, die situaties uitvergroot of van bepaalde intriges de kern blootlegt, dat kan toch alleen maar kunst zijn die appeleert aan het innemen van een persoonlijk standpunt. Zou dat de reden zijn waarom al van oudsher kunstenaars met argwaan worden gevolgd door al wie met gezag bekleed is? Salman Rushdie is geen alleenstaand geval in de geschiedenis van het mensdom. Kunstmaken is altijd in meerdere of mindere mate een daad van verzet geweest en heeft ook altijd in dezelfde mate verzet uitgelokt. Kunst heeft maar zin, indien de kunstenaar voortdurend vingers legt op de zere plekken van het bestaan. Schop de mensen een geweten, zei Louis Paul Boon.

Is het kunstgebeuren inhoudelijk duidelijk sterk verweven met het leven van elke dag, zonder beperking van tijd en ruimte, het eigene en specifieke aspect van kunst komt tot uiting via de vormgeving. De vorm is het waarmerk van de kunstenaar, ook al versmelten vorm én inhoud tot een sluitend geheel. De geschiedschrijvers van het kunstgebeuren onderscheiden verschillende disciplines en stijlen, manieren en visie’s, invalshoeken en concepten. Ook in de kunst zijn er evoluties en revoluties waar te nemen. Het komt er voor de kunstenaar op aan die vorm te vinden die zijn hele persoonlijkheid en zijn kunstenaarsschap zo eerlijk mogelijk weergeeft.

Persoonlijk kan ik over het kunstgebeuren slechts oordelen vanop de stoel van de criticus of recensent en dan nog enkel en alleen wat het theater betreft. Maar theater is nu precies die discipline waarin alle kunsten zich op de een of andere manier ontmoeten en waarin nu nog meer dan vroeger interdisciplinair wordt gewerkt.

Theater is de volledigste vorm van kunst. In theater kunnen alle kunsten samenkomen. Op de scène (wat men daar ook onder verstaat) gebeuren de meest-grensoverschrijdende dingen. Er is niet alleen het directe contact met de toeschouwer, die de voorstelling lijfelijk meemaakt. Het samengaan van ruimte en tijd, van taal, klank, beeld en beweging, is telkens een unieke gebeurtenis. Elke voorstelling is anders. Ook omdat de mensen die ze avond na avond maken en meemaken, telkens anders zijn. Theater is een levend gebeuren, dat iedere avond weer opnieuw ontstaat en elke avond ook weer definitief voorbij is. Een vluchtig medium, dat wel, maar vooral een magisch medium. Zolang er mensen bestaan zal er ook de behoefte zijn aan die magische kracht die moet helpen de volgende dag met een beetje meer optimisme weer aan te kunnen. Theater als een dagelijks volkorenbroodje voor een blijvend immens gevoel van honger.


Dit artikel werd reeds 146 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel