| Mnouchkine, de esthetiek van het politiek-sociaal engagement | 5 September 2000 |
Kenners zien het Théâtre du Soleil uit Parijs (niet te verwarren met het Cirque du Soleil!) als het begin van het ware politieke theater. Politiek niet in de zin van partijpolitiek of ideologisch fundamentalisme, maar politiek als een levensopvatting waarin het individu zich in en samen met een gemeenschap zo menselijk als het kan en in de hoogst mogelijke vorm van vrijheid kan ontplooien. Vertaald naar het theater toe betekent dat, dat een theatermaker of een gezelschap de spanning tussen individu en gemeenschap voortdurend onderzoekt en in vormen omzet die onthullend en bevrijdend werken. Dit resulteert in theater waarin de realiteit van het leven overstegen wordt en overgaat in een vormentaal die inzicht verschaft en gelukkig maakt.
Naast (en nooit zonder) het politiek-sociale aspect, is dit vanuit het leven en de mens vertrekkend theater ook onlosmakelijk verbonden met de historische ontwikkelingen van de diverse kunstdisciplines. In het zich eigen maken van vormen ook uit niet Westerse culturen, gaat het Théâtre du Soleil zeer ver en onderscheidt zich dit gezelschap dan ook van deze die op hun beurt sinds de Tweede Wereldoorlog tot de maatschappelijke en artistiek-interessante evolutie van het theatergebeuren hebben bijgedragen, zoals het Berliner Ensemble (vooral in de eerste jaren), het Théâtre National Populaire van Jean Vilar (die aan de basis ligt van het Festival in Avignon), Le Grand Magic Circus van Jérôme Savary, The Living Theatre, La Mama, The Bread and Puppet Theatre, The Wooster Group (alle vanuit New York), The Pip Simmons Theatre Group (vanuit Londen), het Piccolo Teatro (Milaan, Giorgio Strehler), Cricot 2 (Polen, Tadeusz Kantor), de Internationale Nieuwe Scène (met onder meer Mistero Buffo van Dario Fo/Arturo Corso).
Ariane Mnouchkine, zelf een begaafde actrice bij het Parijse universiteitstheater, stichtte Le Théâtre du Soleil op 29 mei 1964 met 26 acteurs en actrices die haar theater- en politieke visie deelden. Gestart werd met Les petits Bourgeois (De kleinburgers) van Maxime Gorki. Het eerste groot succes werd behaald in het Cirque de Montmartre met De keuken (The Kitchen) van Arnold Wesker. Hierop volgden Midzomernachtsdroom (naar Shakespeare), een kindervoorstelling, een interpretatie van Offenbachs Barbe-Bleu en Les Clowns, een collectieve creatie van de groep, inmiddels uit het Cirque de Montmartre gezet, dat werd opgekocht door een bierbrouwerij.
Tijdelijk onderkomen in Milaan, waar de idee rijpt voor de creatie van een stuk waarbij de band tussen het leven van de groep en de vormgeving van de voorstellingen duidelijker wordt. Discussies, improvisaties, het gezamenlijk lezen van historisch materiaal, gaan vooraf aan de creatie in 1970, van 1789, gespeeld in de nieuw verworven, haast symbolische ruimte: La Cartoucherie, een soort hangaar, nauwelijks verlicht of verwarmd, grenzend aan de oude, verlaten kazernes van het kasteel Vincennes in Parijs. 1789 is een opeenvolging van sketches, mime, allegorie, improvisatie, happening, over hoe het volk werd onderdrukt in naam van de hoogstnoodzakelijke orde. Satire, spot en zinspelingen zijn schering en inslag. De participatie van het publiek is groot.
Met 1789 is de toon gezet voor de verdere ontwikkeling van het Théâtre du Soleil. In 1972 is er weer een collectieve creatie: 1793 en daarna nog een: L’Age d’Or, een schildering van een denkbeeldige Gouden Eeuw, waarin de actualiteit van 1975 ironiserend op de korrel wordt genomen: abortus, de dood van een gastarbeider en de schadalen rond de grote aannemersmaatschappijen in Frankrijk. Inmiddels volgt ook de vormgeving voortdurend de inhoud. In L’Age d’Or worden maskers gebruikt, de gesproken taal wordt nader bestudeerd, Japanse vormgeving staat naast Commedia dell’arte. En zo gaat het verder en wordt de kritische kijk op de actualiteit gekoppeld aan het zoeken naar de juiste vorm om het engagement alle kracht bij te zetten. In Méphisto, naar het boek van Klaus Mann, wordt het dilemma behandelt van de kunstenaar die collaboreert met de dictatuur. Met L’Histoire terrible mais inachevée de Norodom Sihanouk, roi de Cambodge, wordt in 1985 Hélène Cixous bij het Théâtre du Soleil een geregelde tekstschrijfster en soms een begeleidster naast Mnouchkine bij het collectieve werk.
Cixous werd in Oran, Algerië, geboren, doceert Engelse literatuur en is actief aan het Centre d’Etudes féminines in Parijs. Ze schrijft essays en heeft al een dozijn toneelstukken geschreven, waarvan er vijf door Mnouchkine zijn geregisseerd. Ook Tambours sur la digue is van Cixous, al komt elke creatie uiteindelijk tot stand dank zij de inzet en de aanbreng van iedereen in de groep.
Over die collectieve manier van werken zei Mnouchkine in 1975 in een gesprek met Mechtilt Meijer Greiner:
“Ik observeer dikwijls in mijn omgeving de acteurs uit andere groepen en het valt mij telkens weer op in welke mate zo’n acteur alleen is en ook wil zijn, van een onbegrensd individualisme, en nimmer aan groepswerk kan deelnemen in die toestand. Men is te zeer gedreven door de cultus van het ik. Dat hebben wij in ieder geval voor: wij zijn samen. Ik stel er overigens geen prijs op dat wij alleen blijven. Waren er maar meer toneelgroepen die in dezelfde richting zochten als wij.
De acteurs zijn ook de auteurs, maar ze moeten geobserveerd worden, gestimuleerd, geïnspireerd, geregisseerd ook al is er van een eigenlijke regie, opstelling etc., geen sprake. Mijn reacties zijn van belang, er is een onophoudelijke uitwisseling tussen mij en de acteurs. Er bestaat geen enkel uitgewerkt plan, ik bouw op improvisatie. Natuurlijk verschilt de rol van de acteur van die van mijzelf maar zonder elkaar is het werk niet in te denken.”
|
Wat ze nog altijd verwacht van haar acteurs, les comédiens, verklaarde ze aan Jean-Louis Perrier van Le Monde naar aanleiding van de première in Parijs op 8 september 1999 van Tambours sur la digue:
|
“Men kan noch acteur noch regisseur zijn indien men niet voor het grootste deel het kind-zijn in zich heeft bewaard. Men kan geen acteur zijn indien men niet goedgelovig is. Acteur zijn wil zeggen: geloven. Wie niet gelooft dat hij een ander is wanneer hij speelt, kan niet spelen. Acteurs die bij het Théâtre du Soleil willen spelen moeten kunnen geloven in duivels, goden en feeën. Iemand die een carrière als individualist wil maken kan bij ons niet gelukkig zijn, hij zal zich niet genoeg op het voorplan gezet voelen.”
|
De handeling in Tambours sur la digue is gesitueerd in een fictief Aziatisch land, een welkome gelegenheid voor het gezelschap om weer eens andere theatervormen te beoefenen, in dit geval geïnspireerd op het marionettenspel van China en Japan, de basis van alle theater in het Oosten. Het is ook een spel over oorlog, gesymboliseerd door overstromingen die het land teisteren. Niet een welbepaalde, historische oorlog, maar “une guerre intestine”, een oorlog die men in de ingewanden meedraagt waardoor elke oorlog, volgens Mnouchkine, eigenlijk een burgeroorlog is in de vorm van een klassiek familiedrama, met telkens het dilemma: wie zal men offeren? Antigone? Iphigenia?
Info: www.desingel.be
|
| Dit artikel werd reeds 29 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|