Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Wat is denken? – De Onderneming 23 November 2004

Carly Wijs. Ryszard Turbiasz.
Een actrice. Een acteur.
Hannah Arendt. Martin Heidegger.
Een joodse vrouw van 18 die filosofie studeert.
Een 35-jarige, getrouwde man en bekend filosoof.
Een studente. Een professor.
Een liefde.

Uitgangspunt van en rode draad in de voorstelling Wat is denken? van De Onderneming is de intense liefdesverhouding tussen Hannah Arendt en Martin Heidegger. Drie jaar lang hebben ze een geheime affaire. Dan volgt onvermijdelijk de breuk. Niet alleen is Heidegger gehuwd, hij is ook een prominent geleerde. Factoren die hun liefdesrelatie onmogelijk maakt.
Exit Hannah Arendt. Ze verlaat het Duitse Marburg om in Heidelberg te promoveren onder Karl Jaspers, een collega van Heidegger. Maar Arendt blijft van Heidegger houden. Ondanks de afstand. Ondanks de tijd. Ondanks hun beider denken.

Want het denken van zowel Heidegger als Arendt staat centraal in de voorstelling. Het is wat hen samenbrengt, maar wat hen tegelijkertijd ook scheidt. Heidegger kiest tijdens WO II onverdroten de kant van Hitler en het nazi-regime. Arendt vlucht als Joodse noodgedwongen weg uit Duitsland en komt terecht in Amerika. Ze ontwikkelt er een denken in navolging van Heideggers filosofische ideeën, maar keert zich met dit denken resoluut tegen het fascisme. Met haar filosofische opvattingen verbaast ze de Amerikaanse denkers aan de New School for Social Research en is ze een rijzende ster binnen het filosofische wereldje. Heidegger verliest intussen het respect van collega’s en vrienden omwille van zijn rechtse opvattingen, hoewel ze in hem een groot denker in hem blijven zien. Er is er maar één die hem blijft steunen. Eén die zijn opvattingen vergoelijkt en er aannemelijke verklaringen voor verzint. Hannah Arendt.

Treffend is dan ook het beeld dat van Hannah Arendt in de voorstelling Wat is denken? wordt opgehangen. Op scène zit een vrouw op een stoel achter een opzij geschoven doek. Aan de andere kant zit een man achter een tafel waarop een computer staat. Tussen hen in hangt een projectiescherm. Beelden van een proces. De beelden worden stopgezet wanneer Hannah Arendt het woord neemt. Ze schuift het doek voor het scherm en vestigt zo alle aandacht op zich. Ze rookt. Veel. Ze drinkt. Wijn. Ze geeft een labiele indruk. Nerveus achter een façade van zelfspot, met toch ook een zweem van zelfzekerheid. Zelfingenomenheid zelfs. Ze leest voor uit brieven. Zijn brieven. Haar toon en haar houding verraden dat zijn woorden haar raken. Diep. Te diep. De vrouw die op scène staat, wordt heen en weer geslingerd tussen de trefzekerheid van haar intelligentie en de wankelheid van haar emoties. De emoties lijken het te winnen wanneer ze in de slotscène haar denken in functie stelt van de verdediging van de fascistische Heidegger. Het is schrijnend om te zien dat ze zelf niet lijkt te beseffen hoe ze zich in alle bochten wringt om haar grote liefde te blijven verdedigen. Onvoorwaardelijk.

Ook Ryszard Turbiasz neemt het woord, zij het slechts heel even. Als Heidegger. Een beetje wereldvreemd. Met belerende toon en toch ook met enige humor. Hij onderricht de toeschouwers over een fuga van Bach en ontvouwt een filosofisch denken door een uiteenzetting over Franz Beckenbauer. De keizer. Beckenbauer was een bekend voetballer in de jaren zeventig. Gevierd om zijn stijl en genialiteit. Bewonderd om de arrogantie die hem steeds meester maakte van het veld. Maar belangrijker voor Heidegger is waarschijnlijk dat Beckenbauer een denker was. Een denker die een revolutie in de voetbalmiddens teweeg bracht door de notie van de ‘aanvallende verdediger’ uit te werken en ook daadwerkelijk op het veld te brengen. Turbiasz buigt enigszins aarzelend maar nog vol vuur over zijn redevoering en verdwijnt dan.

De hele voorstelling wordt gekenmerkt door een zekere gedrevenheid. Het lange betoog van Carly Wijs creëert een intimistische sfeer, maar wordt ook gestuwd door haar liefde voor een man en zijn denken. Ook de monoloog van Ryszard Turbiasz drijft op het enthousiasme over het denken. Het is dan ook vreemd dat aan het eind van de voorstelling plots een filmfragment van Monty Pyhton getoond wordt. Een voetbalmatch tussen oude Griekse filosofen en moderne denkers. Het is een fragment dat de sérieux van de hele filosofische geschiedenis onderuit haalt. De hilariteit ervan botst teveel met de sfeer die tijdens de voorstelling ontstaan is. Los van de breuk die dit filmfragment met de monologen van de acteurs veroorzaakt, illustreert het wel treffend waar het deconstructiedenken van Heidegger over gaat en versterkt het daarmee de instandhouding van die ene vraag die de hele voorstelling speelt:

Wat is denken?


Dit artikel werd reeds 111 keer gelezen.auteur(s):Kerensa Verhoosel