Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Existentiële getormenteerdheid in schitterend spel.
Het Toneelhuis, Dood van een handelsreiziger
13 November 2004

Op een paar maanden tijd twee schitterende Vlaamse Arthur Millers te zien krijgen, zoiets kan je alleen maar verheugen. Theaterklassiekers doen het nog altijd als ze goed aangepast worden en overtuigend gespeeld worden. Tijdens de zomer van Antwerpen speelden De Roovers het stuk van een brug af gezien (zie archief) op de locatie van een Scheldekade, nu brengt Het Toneelhuis de nog bekendere klassieker Dood van een handelsreiziger in een aangrijpende enscenering en spel.

Willy Loman is ontslagen na 36 jaar dienst als voyageur. Hij hangt onderuit voor de televisie. Slaapt hij? Is hij dood? Is hij zo versuft? Staart hij alleen maar? Zijn vrouw probeert contact met hem te krijgen. Wordt hij wakker, of is het een flashback? We zien een uitgebluste, zappende, norsbrommende man. Hij zapt van de ene post naar de ander. Realiteit en dramatische realiteit vermengen zich hier, de hele voorstelling lang, want de televisiebeelden zijn live. Het publiek hoort de programma’s zoals Thuis of de reclames van VTM zoals ze die avond op de buis verschijnen, de personages geven af en toe spitante commentaar. Ondertussen stoot Loman hortend het verhaal van zijn ontslag uit, zijn dromen over zijn oudste zoon Biff, zijn thuissituatie, zijn besef van eigen onbenul. Flarden herinneringen en beschouwingen, flarden realiteit en wishful thinking en waanbeelden beheersen de scène en stijgen boven de tv-realiteit uit. Een jungle van gedachtesprongen, oprispingen, verzuchtingen, vervloekingen. In elkaar verstrengeld. Zoals al de struiken die achter de divan staan. Het tuintje van Loman, te donker om iets te laten groeien, maar ook de jungle, symbool van Afrika waarheen Nonkel Ben, de broer van Loman, getrokken is en waar hij geslaagd is, de jungle waarin Loman mentaal gevangen zit, een verstikkend kluwen, een jungle waaruit de personages als schimmen verschijnen, en waarin ze ook weer verdwijnen. Deze onderbewustzijn- en bewustzijnstoestanden, deze stream of consciousness, komen ook op de scène. De zonen Biff en Happy zijn er in onderbroek, het vriendje Bernard met indianenveren wordt pestend zijn onderbroek uitgetrokken. Later is hij echter de geslaagde man, in maatpak en met golfstick en mobiel gewichtig. Biff heeft zijn studies verknald, heeft het niet gemaakt. Hij is razend op zijn vader. Zelfs als Loman opgebaard ligt, en de moeder hartverscheurend treurt, kan Biff alleen maar uitstoten dat zijn vader een klootzak was, is, blijft. Naar Happy werd niet omgekeken, hij pest wat, maar haalt geen succes, zelfs op de mededeling dat hij gaat trouwen wordt niet gereageerd.

Deze afscheidsregie van Luc Perceval gaat niet meer over de onvervulbare Amerikaanse droom, een thema dat nadrukkelijk in de oorspronkelijke versie van Miller in 1949 aanwezig was. Hier gaat het over de ontslagen werknemer, die, ouder wordend, zijn job niet meer kan vervullen. De leegte die ontstaat na een ontslag, de niet vervulde wensen die hij in zijn zoon geprojecteerd heeft, het diep gevoel niet gelukt te zijn in het leven, het gevoel existentieel gefaald te hebben.
Josse De Pauw schittert als Willy Loman, gewoon al fysiek, hoe hij daar ongeschoren, kalend, wallen onder de ogen, met buikje uitgezakt in zijn onderhemdje voor de tv hangt. Qua spel is het puur genieten: zijn gebrom, zijn mompelen, zijn scheldpartijen, zijn gevloek, en vooral zijn vervloekingen over het leven. In Gilda De Bal heeft hij een eveneens schitterende tegenspeelster. De zo sprekende blik van twijfel, valse hoop en onschuld in haar ogen, de hortende zinnen, haar bewegingen die niet meer zo vlot gaan. Getormenteerde personages zijn het, in schrijnende situaties en taferelen, zeker als tegenstelling met de bijwijlen hilarische en groteske scènes van de zonen Ruud Gielens en Stefan Perceval, en de confrontaties met de andere, zoals met de stille geest van Nonkel Ben (Peter Seynaeve) met de buurjongen Bernard (Benny Claessens) en met de succesvolle Hollandse bazen (Titus Muizelaar en Louis van der Waal). Regisseur Luc Perceval heeft samen met dramaturg en vertaler/bewerker van de tekst Jan Van Dijck een mooi evenwicht gevonden tussen een ingeleefde tragedie en een relativerende afstandelijkheid tegenover de problematiek, een balans tussen sentiment en zwarte humor, tussen ingetogenheid en uit de bol gaan. Deze Miller is uitgegroeid tot een meer dan geslaagde hedendaagse tragedie, en die verdienste ligt natuurlijk ook bij de cast zelf.

Kortom, deze Toneelhuisproductie is een aanrader: voor grijzende midlifers, al was het maar als een catharsis; voor jongeren, al was het maar om op een schitterende manier kennis te maken met een theaterklassieker en met een groots toneelhuis.


Tot en met 23 december in de Bourla Antwerpen en op reis door Vlaanderen en Nederland.

Info: www.toneelhuis.be

Dit artikel werd reeds 283 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens