Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Het culttheater van Wayn Traub.
Wayn Traub en Het Toneelhuis met Jean-Baptiste
25 September 2004

Wayn Traub weet al een paar jaar de aandacht van het theaterwereldje naar zich toe te trekken. Hij is zelfs tot een cultfiguur uitgegroeid. Op het laatste Theaterfestival mocht hij zijn state of union komen geven, en reikhalzend werd vorige week naar de première van het tweede deel van zijn trilogie uitgekeken. Wordt hij echt het icoon van dit decennium? Zoals de Internationale Nieuwe Scène met Mistero Bufo het theater van de jaren ’70 bepaalde, Jan Decorte en Jan Fabre de theatermensen van de jaren ‘80 waren, en zoals in de jaren ’90 de Blauwe Maandag Compagnie Ten Oorlog door het theaterlandschap trok?. Qua vormgeving zou hij inderdaad het schoolvoorbeeld van het theater van dit eerste 21ste eeuwse decennium kunnen zijn.

Wayn Traub wekte en wekt nieuwsgierigheid, o.a. door zijn uitspraken over dierlijk theater, waarmee hij - zover ik het begrijp - bedoelt dat er een terugkeer moet zijn naar de rituele oorspronkelijke essentie van theater. Tevens is hij door zijn uitvoeringen van zijn work-in-progress de afgelopen jaren uitgegroeid tot performer én levend kunstwerk tegelijkertijd. Hij werd een maand geleden op het Theaterfestival uitgenodigd om de State of Union te houden. Meer dan een persoonlijke belofte om weer te gaan studeren, hield die niet in. Maar hij is natuurlijk een fenomeen, gewoon hoe hij als theatermaker zonder opleiding film, muziek en theater wil combineren. Cinema-opera noemt hij dat. Een eerste aanzet was , na een lang voorbereidend proces, Maria Dolores. Deze productie kende vorig seizoen bij Het Toneelhuis zijn definitieve (?) voltooiing, en wordt dit seizoen ook weer gebracht. Het is een originele combinatie van film en theater, in een perfectionistische afwerking en overgoten met een mystiek sausje over Maria-verschijningen.
Nu is er dan het tweede deel van de zgn. Wayn-Wash-trilogie . Ook Jean-Baptiste is een theatrale mengeling van allerlei kunstdisciplines, een Gesamtkunstwerk à la Richard Wagner. Met deze keer extra aandacht voor de muziek: een compositie van vriend Wim De Wilde. Het Vlaams Radio Orkest is met De Wilde als dirigent de uitvoerder. Dat alles zien we op een groot videoscherm.

Midden op de scène hang/staat een heel groot beeld. In de schaarse beginbelichting zie ik er een crucifix in. Onder de gespreide armen zijn twee grote videoschermen hangen. Als er wat meer licht is op de scène, dan zie je dat het een vrouwentorso is.
Op het linkse scherm zien we beelden van het orkest en de dirigent, de ene keer bij de repetities, de andere keer bij de uitvoering, en dan weer eens tijdens het wachten bij de opname. Tussendoor is er ook de verteller van een fabel aan het woord. De intriges tussen de uil, de slang, de stier en de vos worden sierlijk uitgebeeld, gesproken en af en toe gezongen onder en voor het beeld door twee actrices met maskers. Op het rechtse scherm volgen we een rechtspraak, de hoofdmoot van deze productie. Terwijl je links het orkest ziet wachten op de komst van de dirigent, wordt rechts de rechtszaal klaar gezet. Een vrouw wordt aangeklaagd voor de moord op een priester. Een aardige plot die echter snel ontaardt in een regelrechte soap met allerlei onverwachte intriges en onvoorstelbare wendingen. De meerwaarde die deze – best wel leuke – soap kan hebben, is dat de personages gespeeld worden door acteurs en actrices met hun eigen naam, zoals Marie Lecomte, Simonne Moesen, Didier De Neck, en Jeroen Willems. Zelfs professor Freddy Decreus wordt als getuige-expert opgevoerd. Ieder spreekt in zijn eigen taal, de vertaling is ondertiteld.
Zo krijg je als het ware naast de symbiose van film, theater, en muziek en de camp van kunst en kitsch ook een cross-over van fictie en realiteit. Heel esthetisch wordt er van de soap naar de fabel naar de muziek en weer terug geswitcht. Technische hoogstandjes en een virtuoze perfectie zorgen voor een naadloos organisch geheel van de kunstdisciplines. Chapeau voor de monteurs en de technici! Qua vormgeving en opbouw is Jean Baptiste indrukwekkend, maar daar blijft het dan ook bij. Als toeschouwer blijf je van op afstand het werk aanschouwen, geen enkel personage raakt je, geen enkele verhaallijn pakt je, de muziek ontroert niet. De productie wordt aangekondigd als “een poëtische en muzikale totaalervaring”. Van iets ervaren, is echter totaal geen sprake. De fabel, die een diepere interpretatie van de rechtszaakstory suggereert, blijft een oppervlakkig verhaaltje in karamelverzen. Af en toe kun je als toeschouwer linken leggen tussen de verhaaltjes op het scherm en het podium en het Salomé-motief. Maar die zeldzame momenten betreffen alleen de rol van Salomé als intrigante, die door vileine listen haar vader zo ver krijgt Johannes de Doper te onthoofden. Jean Baptiste in deze productie blijkt Wayn Traub zelf te zijn, die tegen het einde op het scherm zingt à la Brel. (Naar verluidt, is er een cd op komst.)

Kortom: Wayn Traub fascineert door de perfectionistische techniek om de verschillende kunsten naadloos met elkaar te harmoniëren, maar raakt inhoudelijk niet. In die zin bleef ik op mijn honger. Maria Dolores had nog iets mysterieus en mystieks, Jean Baptiste stijgt inhoudelijk niet boven een aardige soap uit. Maar zoals het cult betaamt: je moet het gezien hebben.


Info: www.toneelhuis.be

Dit artikel werd reeds 150 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens