Pareltjes van kleine circustheaters Nabespreking Theater op de Markt 2004 | 17 Augustus 2004 |
Cirque Trottola, Trottola
Compagnie Les Mains, Les Pieds et La Tete Aussi, Fenêtres
In de media draait nu veel rond Cirque du Soleil, als hét voorbeeld van het nieuwe circus, het circus zonder dieren, met alleen menselijke kunsten, het nieuwe circus dat een combinatie is van circuskunsten, zoals acrobatie en jonglerie, en van theater. Je krijgt cijfers van het aantal artiesten medewerkers, de kilo’s stof van de kostuums, de hoeveelheid voedsel en nationaliteiten … Het kan niet op. Ik heb Cirque du Soleil een keer meegemaakt, en op het moment denk je wauw, wat knap, maar daar blijft het dan ook bij. Het is een spektakel, een spektakelmachine, een goed geoliede machinerie, virtuoos en perfectionistisch in effecten, té perfectionistisch. Geef mij maar een klein circus, voor een 200 mensen, rond de piste, waar drie à vier artiesten bezig zijn, of waar één man alles doet. In die kleine chapiteaus hangt er een speciale sfeer, heerst er een poëzie, die je op het moment zelf verrast, en waar je nog dagenlang van na kunt genieten.
Op de 11de editie van Theater op de Markt in Hasselt waren er een paar van die bijzondere circustheaters. De broers David en Danny van het Vlaamse Circus Ronaldo speelde La Cucina dell’arte. Daarover heb ik al eerder geschreven. Uit Frankrijk, de bakermat van het nieuwe circus, waren er bijvoorbeeld Circus Trottola en Compagnie Les Mains, Les Pieds et la Tete Aussi. Zij brachten twee pareltjes van producties, die voor mij hét bewijs vormen dat de mix van circuskunsten en theater niet alleen tot show en spektakel leiden, maar diepgang en ontroering in zich kunnen hebben.
|
|
(c) Theater op de Markt 2004
|
Al bij het binnenkomen in de tent van Cirque Trottola voel je aanstekelijke sympathie. De lichten gaan uit, je hoort een ruisend geluid, langzaam gaan de lichten aan, een grote houten tol draait op het midden van de piste, zwakt langzaam af, kantelt, het spel kan beginnen. Een muzikant zit op een verhoogje, boven het speelvlak. Een grote man met flinke baard komt nors op, hij wankelt. Hij wordt gestoord door een kleine vrouw op een minifietsje. Met heel hun lichaam stralen ze eerst uit dat ze elkaar het licht niet gunnen. Die antipathie gaat over in apathie, en dan naar een houding van ach, als het dan toch moet, dan zullen we maar een paar nummertjes acrobatie of jongleurwerk met elkaar opvoeren. Eerst wat elkaar pestend, daarna krijgen ze er zelf plezier in. Ze veranderen hun spel dan helemaal, of breken het simpelweg af. Dat alles gebeurt met een uitgestreken gezicht, van “sorry, maar ik kan niet anders”. Onder de sjofele onhandigheid schuilen echter een talent en kunde die steeds sterker worden. Jongleurs die met drie of vier ballen gooien, hebben we al vaker bezig gezien, en vaak in dezelfde trend, maar deze mensen doen echt andere dingen, laten de ballen de hele piste rondrollen, laten ze in militaire cadans stuiteren, jongleren met hoeden, met elkaar. Ook het acrobatisch werk in de lucht en het met elkaar gooien in de piste verrassen. Dat alles met een laconieke flegmatiek, en met een pure muzikale eenvoud. Er is het speciale geluid van de tol in het begin, en die klanken zetten zich verder in het getokkel op de viool, de muziek van de accordeon, in de draaiende klankobjecten, de geluidjes uit een muziekspeeldoosje. Op het einde draait het middelpunt van de piste uit zichzelf. Het spel van de tol valt stil, de cirkel is rond. We hebben vijf kwartier lang kunnen genieten van een heerlijk poëtisch spel van underdogartiesten.
|
|
(c) Theater op de Markt 2004
|
Een andere bijzondere productie was Fenêtres van Compagnie Les Mains, Les Pieds Et La Tete Aussi. Een lange naam van een gezelschap rond één man. Mathurin Bolze is nog niet zo lang geleden afgestudeerd aan een Franse circusschool en heeft zich gespecialiseerd in het trampolinewerk. En hoe! En ook in deze productie krijgen we geen showdemonstratie van de kunde, maar kadert alles in een vertelling, in een – ook hier weer – underdogpersonage. Alles speelt zich af in een driedimensionaal raamwerk, vensters als het ware, van een kamer, een hut, waarin de persoon zich beweegt, zich opjaagt, zijn wrevel opwekt en fel uitwerkt. De vloer van de hut is een trampoline, en in zijn jasje vliegt het personage letterlijk tegen de wanden, vecht hij met zijn eigen schaduw, veert hij van stoel naar tafel naar vensterbank, naar de lamp. Onvoorstelbaar is de souplesse waarmee hij als het ware gewichtloos door de ruimte zweeft, danst, springt, hangt,… en zich wil bevrijden van de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Een elastisch personage, dat zich als een foetus los wikkelt uit een parachutedoek, dat water boven het glas laat zweven, dat in de knoop ligt met zijn omgeving, met zichzelf, met beperkingen. Hij wil uit het omsluitende frame, uit de kooi, wil ontsnappen, solliciteert en stelt zich voor: “ik heet Bachir, ik zou graag werken in een kader”. Duizelingwekkend gaat hij er tegen aan, als tegen een droom. In een geheel van klanken en van het licht van eenvoudige lampen, worden ontroering, tragiek en humor door deze bijzondere lichamelijkheid gestuwd. Hoe mooi en beklijvend kan écht circustheater toch zijn!
Ik kan nu alleen maar hopen dat deze producties nog meer in Vlaanderen te zien gaan zijn, en dat elke theaterliefhebber, theatermaker, choreograaf, podiumkunstenaar eens gaat kijken. Dit is theater voor een heel groot publiek zonder toegevingen aan de verwachtingen des volks. Vernieuwend, verrassend, lichamelijk, beeldend.
Info: www.limburg.be/pct
|
| Dit artikel werd reeds 186 keer gelezen. | auteur(s):Tuur Devens |
|