Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Een boerendrama tussen paletten 11 Januari 2004

Vorig seizoen maakte theater Ultima Thule de productie ‘Negentienhonderd’: figurentheater voor volwassenen. Collega Roger Arteel vond het een van de 12 beste theaterproducties van 2003. Onlangs brachten ze een nieuwe productie uit. Ook ‘Stekezotvanu’ is een bijzonder geslaagde figurentheaterproductie geworden. Ze ligt in dezelfde lijn: een goed verhaal, een mooie integratie van vertellen, acteren, figuren en muziek.

Voor ‘Negentienhonderd’ baseerde artistiek leider en regisseur Wim De Wulf zich op de novelle ‘Novecento’ van Alessansdro Baricco. Het ging over de pianist 1900, geboren in het jaar 1900 op een cruiseschip. Hij bleef er zijn hele leven. Het verhaal is al vaak bewerkt voor theater en film, Wim De Wulf heeft er zijn versie van gemaakt. Wat touwen en een reling vormen de boot, het personage 1900 is een pop. Zijn expressionistische kop geeft hem tegelijkertijd een individueel karakter maar maakt hem ook universeel herkenbaar, als de artiest, als de mens in zijn zoektocht naar een bewuste existentie. 1900 is niet alleen een pop, tevens wordt zijn personage ook overgenomen door de acteur Hans Van Cauwenberghe en poppenspeler Filip Peeters. Regisseur Christophe Ameye zorgde voor een knap suggestief spel dat associatief van pop naar acteur vloeit en terug.

Dit bootverhaal (dat nu opnieuw gespeeld wordt) is de derde productie in de vierjarige cyclus ‘Grote en kleine verhalen’ die Ultima Thule opzet, met als bedoeling een eigen dramaturgie van het figurentheater te ontwikkelen, voor volwassenen, en tegelijk een kruisbestuiving met andere kunsten aan te gaan. De eerste productie was ‘Split’, de tweede ‘Sire en Zot’ , een helaas minder geslaagde cross-over van opera en figuren. Wel interessant als opzet, maar het resultaat voldeed niet. 'Negentienhonderd’ lukte wel, en ook geslaagd is ‘Stekezotvanu’: Dit keer is het een zelfgeschreven stuk van Wim De Wulf, dat hij ook regisseert. Voor de muziek zorgde Mauro Pawloski, die al muzikale ervaring had met het figurentheater van Theater Froe Froe.

Drie vogelmensen verschijnen in polonaise, drinken, spuwen hun wijn uit, proesten, en beginnen al lachend en schimpend hun verhaal over een dorp, het dorp, met de mensen die allemaal zo op elkaar lijken, met de roddels,de herkenbare archetypische bevolking, de pratende bomen. Je merkt direct dat er onder deze oppervlakkige leute een tragedie schuil gaat. Geleidelijk leren we de personages kennen. Het meisje Maria, die ineens niets meer zegt. Ze trouwt met de boer Godfried. Er komt een kleine Gomaar. Gaspard biedt zich als knecht aan bij de boer. Er is iets (geweest) tussen Gaspard en Maria, dat voel je. Gomaar wordt de vriend van Gaspard. Deze voedt hem eigenlijk op, maakt de wereld voor hem open. Hij leert hem dat er iets is tussen hemel en aarde, vogelmensen, en brengt hem bij dat alles altijd terug komt. Ook de liefde komt altijd terug, want als je stekezot van iemand bent, dan wordt je leven alleen "dedju" daardoor bepaald. En dat kan soms raar gaan.

Het is een poëtisch boerendrama geworden, ver weg van naturalistische zinnen en speelstijl. Het speelt zich af tussen houten paletten, met expressief-archetypische poppen (van de hand van Filip Peeters , als ook de scenografie) , in een heerlijk ritme en lekkere vaart, en aanstekelijk verteld. De drie vogelmensen ( (Sven Ronsijn, Joris Jozef en Els Trio) spelen en bespelen de personages.: ze manipuleren de poppen, ze becommentariëren de personages en de situaties, ze vertellen. De pop Maria wordt meestal door de actrice bespeeld, en zijzelf speelt ook vaak dat personage. De andere personages vloeien door de acteurs over in de poppen, en in elkaar. Het stuk is als een puzeel opgebouwd, na het laastte stukje heb je het hele verhaal. Het is het verhaal geworden van Gomaar, die opgroeit, de wereld ontdekt, volwassen wordt. Mythen, vertellingen zijn de leidraad in de queeste naar een verklaring van de wereld. Er zijn veel flashbacks, die door de vertellers worden aangekondigd en dan worden gespeeld, en weer verder verteld worden. Deze flarden van spel en vertelling gaan heel associatief en organisch in elkaar over. Ook de paletten schuiven in elkaar, worden door elkaar gegooid, worden gestapeld. De muziek van Mauro Pawloski kronkelt tussen alles: in het begin klinken de accordeon, de fanfareklanken en de ketelmuziek nog vrolijk, maar onderklanks zit de tragiek. Het naturelle en organisch vlotte verteltheater maken het stuk beklijvend, aandoenlijk, roerend. Ultima Thule lijkt zijn eigen speelstijl gevonden te hebben: grote verhalen op zo’n manier vertellen en brengen dat de fantasie van de toeschouwer geprikkeld wordt.

Speeldata en meer info op: www.ultima-thule.be

Dit artikel werd reeds 392 keer gelezen.auteur(s):Tuur Devens