Theatermaggezien ®
omdat theater belangrijk is...
ARCHIEF 2000 - 2014

Alfie’s droom.
Smartact voor 6 december
6 December 2003

Smart: een sterk, ongeduldig verlangen, zoals in: met smart op iets of iemand wachten, naar iets uitzien;
act: toneelterm uit het Engels: een nummertje;
smartact: een nummertje over onvervuld verlangen;
6 december: naamdag van de katholieke heilige Nicolaas (4de eeuw), waarop in zijn naam in bepaalde landen kinderen met geschenken worden bedacht.


De acteur (actrice) komt aarzelend op de lege scène. Hij kijkt onwennig om zich heen. Hij zoekt ogensteun of doet toch alsof hij aanmoediging zoekt bij iemand die wellicht ergens in de coulissen staat. Tenslotte komt hij resoluut naar voor. Hij heeft een oud schriftje bij, waaruit hij zal vertellen en dat hij de hele tijd ietwat zenuwachtig vasthoudt terwijl hij er af en toe eventjes in kijkt.



Sorry... ja, sorry.

Dit is een oud, zeer oud verhaal en ook nog altijd een droevig verhaal. Eigenlijk zou ik het jullie niet moeten vertellen. Weinig mensen houden toch van een droevig verhaal? Helemaal geen happy end in dit verhaal… En nog minder mensen willen een oud verhaal horen. Niemand wil herinnerd worden aan de oude tijd, aan vroeger, en zeker willen kinderen en tieners dat niet.

Vroeger, dat staat zo in de boekjes, was een donkere tijd. Veel oorlog, miserie, afzien en slavernij en vooral heel veel armoede. Ja, dat was zo, vroeger. En dat is er nu allemaal niet meer, tenminste niet hier, niet bij mij en niet bij jullie, enfin… niet bij ons. Of… vergis ik me? Misschien doe ik dit verhaal beter toch maar. Als een soort test. Even nagaan of jullie na afloop toch niet een beetje aangegrepen en wellicht toch ook niet een beetje blij zullen zijn, dat je door dit verhaal opeens weer aan iemand denkt die je vergeten was of aan iets waarvan je dacht dat het hier niet meer bestond.

Ja? Daar gaan we dan.

Er was eens een doodgewone sinterklaas. Hij was uit doodgewone marsepein gemaakt en lag, net als zoveel andere sinten, te wachten op de dag dat de echte Sinterklaas zelf, hem kwam halen om hem aan één of ander braaf kind cadeau te doen.

Iedere morgen, middag en avond drumden de kinderen die naar school of naar huis gingen hun neusjes plat tegen het brede uitstalraam van de bakkerij waar al die sinten zo aantrekkelijk te kijk lagen. En de ene jongen wou deze, en de andere gene; en de meisjes hadden liever een pop, en iedereen wist wat, iedereen, uitgenomen de kleine Alfie.

En waarom zei de kleine Alfie niets? Omdat mama gezegd had, dat… dat Sinterklaas bij arme mensen nooit binnenkwam en dat arme kinderen maar niets moesten wensen.

En toen werd het de vijfde december. Wat hadden de kinderen het druk! Er werden klompen, pantoffels, mandjes, klaargezet. Er werden brieven geschreven vol vurige verlangens. Maar Alfie had enkel wat wortelen voor het ezeltje en... enne... een sigaar voor Zwarte Piet. Die had hij gisteren nog opgeraapt. Ze had een mooi goudgeel bandje. Hij wou ze met nieuwjaar zijn papa cadeau doen. Maar nu dacht hij er aan dat hij ze beter...
“Mama, rookt Zwarte Piet?”
“Nee, m’n jongen, wat denk je! Laat ze toch maar liggen, dan ziet hij tenminste dat je het goed bedoelt”.

Terwijl de hele wereld druk in de weer is om de komst van de Sint voor te bereiden, staat Alfie met zijn koude neusje tegen de klamme ruit gedrukt en kijkt naar de marsepeinen sinten die, bewust van wat van hen zal worden gevraagd, te pronken liggen. En wellicht omdat Alfie hier alleen staat, begint hij te praten, half luid, tegen de sinten achter het glas. Dat hebben de sinten nu nog nooit gehoord, een jongentje dat hen toespreekt! Al gauw echter hebben ze er genoeg van en uit pretentie laten ze hun oren en ogen vol marsepein lopen en blijven ze doof en blind liggen staren.

Maar het jongentje dringt aan, en het wordt reeds laat, want de halve schijf van de maan komt boven de daken piepen. In de bakkerswinkel wordt alles in grote korven ingepakt. Straks komt Sinterklaas alles halen en begint zijn wereldreis.

Alfie smeekt en bidt opdat de goede Sint hem toch niet vergeten zou; zijn stemmetje hamert op het vensterglas. En zie, o wonder, er beweegt iets tussen de anders zo roerloze suikeren sinten. Een kleine sint van marsepein is heel even opgestaan, heeft stilletjes naar Alfie geknikt en is gauw weer gaan liggen want, wie nadert daar met groot gedruis? Het is de Sint, hoera! Het is de echte Sint! Hij stuift de daken af, joep! de bakkerswinkel in. De korven staan klaar. Alleen nog deze marsepeinen sinten en de Heilige Man kan zijn jaarlijkse tocht beginnen. Reeds grijpen bakkershanden naar het uitstalraam, maar wat gebeurt er? Dezelfde sint die Alfie heeft toegeknikt springt op en loopt het uitstalraam rond. Heb je van je leven! Sinterklaas kijkt boos: Hij fronst zelfs het edele voorhoofd. Hij kijkt de sint van marsepein aan met een blik om van ineen te krimpen. Maar het opstandig sintje geeft niet af. Het vlucht naar dat plekje van de ruit waarachter Alfie staat.

Alfie maakt doodsbang het hele gebeuren mee. Sinterklaas zal natuurlijk al wel weten dat hij, Alfie, de opstand van de marsepeinen sint heeft uitgelokt met zijn opdringerig gedrag bij het uitstalraam. Om nooit te vergeven!

Terwijl echter die dappere sint door de bovenmenselijke inspanning middendoor breekt, wenkt Sinterklaas de kleine Alfie. Bedeesd komt het jongentje naderbij.

“Wel, m’n jongen?”, vraagt Sinterklaas en het lijkt Alfie of hij in de zon staat, zo’n deugddoende warmte gaat uit van de eerbiedwaardige gestalte.

“Ik... ik... was bang, dat U mij zou vergeten, lieve, beste Sint… maar ik zal het nooit meer doen!” Het is er uit!

Nu fronst de Witte Man voor een tweede keer het voorhoofd. Hij wenkt Piet en deze reikt Hem het Boek met de zilveren sloten aan. De stilte weegt als deeg terwijl de Sint het grote Boek-van-goed-en-kwaad inkijkt.

“Kleine Alfie”, spreekt Hij eindelijk weer, en zijn stem vloeit als warme chocolade. “Ik zou inderdaad uw huisje voorbijgereden zijn, want, uw naam, noch deze van uw broertjes en zusjes staan in mijn Boek vermeld. Maar uw geloof in mij heeft u gered. Ik wil het onrecht dat u reeds jaren werd aangedaan, heden herstellen: bakker, vul deze knaap onmiddellijk een korf!”

“O Sint, ik... ik...” Maar de Sint is al weg, joep, de daken over. En de bakker is weg, en het uitstalraam en de straat en de maan… Het is koud en het regent zachtjes tegen de ruiten van het klamme slaapkamertje waar Alfie zoetjes snikt, om alles wat hij heeft gedroomd en om alles wat hij wenst.



(Donker)

Roger Arteel.




Copyright 2003 - Roger Arteel.
Opvoeringsrecht te bevragen bij rogerarteel@freegates.be

Dit artikel werd reeds 177 keer gelezen.auteur(s):Roger Arteel