Theater en de P’s. Colloquium P: Workshop Thersites | 15 September 2003 |
De tekst die volgt, gaat over de media in een economische omgeving. Hij is gebaseerd op een brainstorm, georganiseerd door Thersites. Overeenkomsten met bestaande personen of ideeën zijn dus niet noodzakelijk denkbeeldig.
Personen met een culturele interesse hebben weinig reden tot mopperen. De kranten die nog aan cultuurberichtgeving doen, trekken elke dag drie tot vier pagina’s voor hen uit. De radiozenders die informatie brengen, smeren de hele namiddag het cultuuraanbod voor hen uit. Bij de tv-zenders kunnen ze iets minder vaak terecht, hoewel er vroeg op zaterdagmiddag soms wel iets te beleven valt.
Dat is dus pure verwennerij. Bovendien stellen de media hun kompas af op deze personen met culturele interesse. Ze proberen de informatie hapklaar te maken, vlot geschreven, met bezieling, niet te saai, niet te gespecialiseerd, niet teveel gericht op een clubje insiders, anderzijds ook niet te betuttelend. Toegankelijkheid is het streefdoel.
Een van de grootste veranderingen van de voorbije jaren is de adressering van de informatie. Die is niet langer afgestemd op de peer-group, maar op de geïnteresseerde leek. Iedereen mag dus meedoen. Dat wil zeggen, iedereen mag afstemmen op die zender en iedereen mag die krant kopen, want hoe groter de aanhang, hoe hoger de advertentietarieven. Wat is daar trouwens mis mee? We leven tenslotte in een neo-liberale samenleving.
Die grote aandacht voor de lezer heeft geleid tot een affirmatie van de mondige burger en tot een wantrouwen in de expert die het allemaal beter weet. We leven in een smaakdemocratie: iedereen mag het zeggen. Vakjury’s ruimen de baan voor publieksprijzen. Of voor curatoren. Het Internet is een vrijplaats waar iedereen zijn esthetische ervaring mag parkeren. Experten zijn misbaar. De jongsten volgen elkaar tegen onrustwekkend tempo op, de oudsten worden bij hun pensioen niet vervangen. Iedereen is een beetje expert geworden, maar dat leidt tot spanningen als een artistieke praktijk op zijn lijn blijft staan. En waarom zou hij dat niet doen? Want dan blijkt dat de mondige burger inzicht mist om de kern van de zaak te vatten en overzicht mist om het kunstwerk te plaatsen. Het gevolg is dat veel jong en experimenteel werk algauw als prietpraat wordt afgedaan en van tafel geveegd.
En niet alleen jong werk is kwetsbaar. Veel artiesten, zelfs gereputeerden hors catégorie, die men buiten schot waant -kijk maar naar de State of the Union van Anne Teresa De Keersmaeker- voelen die afwijzing aan. Voor het eerst in hun carrière staan niet zij in het centrum van de aandacht, maar een musical, een popconcert of Harry Potter. En de twijfel slaat toe. Aan de kritiek wordt een milde opstelling gevraagd, om die plots zo kwetsbaar geworden kunst met zachtheid te bejegenen en niet helemaal onderuit te halen.
Even een tussentijdse samenvatting in verband met de media: niet alleen moet de cultuurconsument zoveel mogelijk verwend worden, maar ook nog eens zoveel mogelijk van die cultuurconsumenten. Die keuze heeft tot enkele belangrijke verschuivingen geleid.
Een. De media zijn er lang van uitgegaan dat informeren en duiden hun hoofdopdracht was. Toegepast op cultuur, wil dat zeggen dat de kranten lange achtergrondstukken brachten; daar bestonden zelfs cultuursupplementen voor. Omroepen werkten grondige items uit over artiesten en hun werk. Maar dat is niet meer de enige taakstelling. Daarnaast is er grote belangstelling gekomen voor serviceverlening. Een recensie is niet langer een opiniërend commentaarstuk, maar een journalistieke weergave die moet uitmonden in een aanraden of ontraden. Daar zijn formats voor bedacht zoals ‘Ons oordeel’. De journalist is een tipgever. Hij reikt korte, neutrale informatie aan, waaruit de culturele omnivoor kan opmaken of hij al dan niet zal participeren. Al te gekleurde of sturende informatie wordt als storend ervaren. Wie zich opwerpt als expert, komt al snel arrogant, belerend en betweterig over.
Twee. Nog een belangrijke verschuiving. Van onderlegd schrijven is het accent verschoven naar ervaringsgericht meedelen. Onderlegd wordt al gauw geassocieerd met saai, academisch, analytisch, een onderonsje tussen gelijkgestemden dat anderen buitensluit. In plaats daarvan brengt men met veel gusto de emoties over die men heeft ervaren bij een culturele uiting. In het verlengde daarvan ligt de voorkeur voor formats als reportages, vlotvertelde verhalen en interviews. De mens achter de kunstenaar is minstens even belangrijk dan de kunstenaar en al zeker veel belangrijker dan zijn kunstwerk.
Drie. Het feit dat zoveel mogelijk potentiële klanten het naar hun zin moeten hebben, leidt tot de eenvoudige logica dat kunsttakken met de grootste participatiecijfers het meeste aandacht krijgen. Laten we ons geen illusies maken: theater is daar niet bij. Film, lichte muziek en hypes als Harry Potter en Lord of the Rings wel. Dankzij deze logica is de musical aan een ferme opmars bezig. Het moet gezegd dat het medium er in slaagt om de grote publieksgroepen aan te trekken waar sommige theaters van dromen. Een nieuwsmedium kan daar moeilijk omheen. Het moet observeren en weergeven wat zich in de samenleving voordoet. We zouden in ons tijdvak niet graag willen meemaken wat The Times in de jaren ’60 wel overkwam: onder hun neus waren The Beatles en The Rolling Stones het aanschijn van de wereld aan het veranderen, maar in de krant viel daar geen letter van te bespeuren.
Vier. Er is op zich niets op tegen als het cultuurbegrip verbreedt met film, lichte muziek, hypes en musical. Maar het gevolg is dat het aandeel dat de kunsten beschoren is, vrij miniem geworden is. Die stukken moeten korter, ze staan op de laatste pagina’s en doorgaans niet erg prominent uitgespeeld op de bladzijde.
Vijf. Zoveel mogelijk mensen moeten potentiële lezers blijven. Vandaar de eis van toegankelijkheid. Een heldere uiteenzetting over een complex kunstwerk is daarbij niet voldoende meer. Liever heeft men dat teveel complexiteit uit de weg gegaan wordt. Daardoor worden de zaken soms versimpeld. Via faceliften op eindredactie wordt tot op microniveau ingegrepen in teksten. Dat leidt tot conflicten met recensenten of critici die buiten de redactie opereren.
Het is de overtuiging van Thersites dat er nog wel degelijk expertise in de rangen aanwezig is, maar dat ze er in de huidige media-constellatie niet kan uitkomen. Dat brengt ons tot drie overwegingen:
- het publiek is dom. In onze samenleving zijn er nooit zoveel hoger opgeleide mensen geweest als nu, en toch worden de zaken zoveel simpeler voorgesteld. Er bestaat wel degelijk een educated audience, maar dat blijft de laatste tijd op zijn honger. Kan er nu eindelijk eens iemand in kaart brengen hoe groot de groep van niet-participerende geïnteresseerden eigenlijk is? Dit is de groep belangstellenden die niet uitrukt om elke voorstelling bij te wonen, maar wel graag op de hoogte is van wat er op de podia reilt en zeilt.
- de sector is laf. Nogal wat culturele organisaties hebben van de media één en ander te verwachten, want ze hebben er commerciële overeenkomsten mee gesloten. Van de critici hebben de artiesten kopij te verwachten (free publicity) en een oordeel. In de wandelgangen klinkt bezorgdheid over de kritiek, maar tot dusver moet de eerste uiting van ongenoegen nog aankomen op de redacties.
- wij blijven uw zalen leegschrijven. Elke oproep dat artiesten en critici de rangen moeten sluiten om de positie van de kunst niet te verzwakken, moet onbeantwoord blijven. Zoniet verliest de kritiek zijn legitimiteit en zijn geloofwaardigheid.
Geert Sels
|
| Dit artikel werd reeds 145 keer gelezen. | auteur(s):Roger Arteel |
|